Mijn terugtrekking
Het
is inmiddels 10 jaar geleden dat ik min of meer de organisatie van Jehovah’s
Getuigen verliet. Als ik toen vrijuit had gesproken, had gezegd wat ik dacht en
waarom ik bepaalde dingen niet meer kon geloven, hadden ze me uit kunnen
sluiten wegens afvalligheid. Ik besloot me echter stil te houden. Ook schreef
ik me niet uit bij de organisatie. De reden hiervoor was dat iemand die zich
‘terugtrekt’ op precies dezelfde manier wordt behandeld als iemand die is
uitgesloten: hij of zij wordt genegeerd, Jehovah’s Getuigen mogen niet meer met
zo iemand praten, hem of haar zelfs niet groeten. De gemeenteleden zouden ook
niet hebben geweten dat ik me zelf had teruggetrokken, omdat de mededeling die
gedaan wordt precies dezelfde is als bij uitsluiting. En daarna mogen ze er
niet naar vragen. Door mij niet terug te trekken – en ook niet uitgesloten te
worden – werd ik hooguit beschouwd als iemand die ‘inactief’ is, maar nog wel
verbonden met de organisatie.
Zienswijze inactief versus terugtrekking
Het
volgende stukje, uit het boek Georganiseerd
om Jehovah’s wil te doen (p.154), maakt het verschil duidelijk van hoe men
aankijkt tegen iemand die ‘inactief’ is, of iemand die zich heeft
teruggetrokken:
De uitdrukking “zich uit de gemeente
terugtrekken” duidt op een actie die een persoon zelf onderneemt doordat hij,
alhoewel hij een gedoopt lid van de gemeente is, zijn positie als christen
willens en wetens verloochent en de gemeente verwerpt door zijn daden of door
te verklaren dat hij niet langer bekend wil staan als een van Jehovah’s
Getuigen. Omdat hij zich terugtrekt, is zijn situatie voor het aangezicht van
Jehovah heel anders dan die van een inactieve christen die niet meer in de
velddienst gaat. Iemand die inactief is, heeft misschien nagelaten Gods Woord
geregeld te bestuderen, of zijn ijver voor het dienen van Jehovah kan als
gevolg van persoonlijke problemen of vervolging bekoeld zijn. De ouderlingen,
en ook andere zorgzame leden van de gemeente, zullen de inactieve broeder of
zuster passende geestelijke hulp blijven geven (Rom.15:1; 1Thess.5:14;
Hebr.12:12). Maar iemand die zich terugtrekt door het geloof te verloochenen en
Jehovah’s aanbidding willens en wetens de rug toe te keren, wordt net zo bezien
als een uitgeslotene. Met de volgende korte mededeling wordt de gemeente over
de situatie ingelicht: “(Naam van persoon) is niet langer een van Jehovah’s
Getuigen.”
Waar iemand die inactief is nog wordt beschouwd
als ‘geestelijk zwak’, wordt iemand die zich terugtrekt beschouwd als iemand
die (bewust) het geloof verloochent en zich van ‘God’ heeft afgekeerd. Dat ik
al tien jaar niet meer hetzelfde geloof als hen, doet er niet toe. Dat ik
mijzelf al jaren niet meer beschouw als één van Jehovah’s Getuigen doet er ook
niet toe. Tot dusver werd ik beschouwd als ‘inactief’ en mochten ze gewoon met
me praten. Maar een simpele mededeling vanaf het podium kan veranderen hoe
voormalige geloofsgenoten voortaan met je omgaan.
Mijn terugtrekkingsbrief
Mijn terugtrekkingsbrief
Recent besloot ik me alsnog terug te
trekken. De reden hiervoor is het onderzoek in Australië naar hoe men binnen de
organisatie van Jehovah’s Getuigen omgaat met beschuldigingen van seksueel
misbruik van kinderen. Getuigen in deze zaak werden gehoord in publieke
hoorzittingen die via een livestream op internet te volgen waren, of later via
youtube te bekijken. Ik heb de hoorzittingen bekeken en beluisterd en vond het
getuigenis van vertegenwoordigers van de organisatie ronduit beschamend. Er
werd om antwoorden heen gedraaid, halve waarheden verteld of soms ronduit
gelogen, ouderlingen beweerden met regelmaat dat ze zich iets niet konden
herinneren en uit alles bleek dat men de reputatie van de organisatie probeerde
te beschermen. Voor mij was de maat vol en ik wil vanuit mijn principes niet
langer verbonden zijn met een organisatie die daders van seksueel misbruik
beschermt en slachtoffers in de steek laat. Dus schreef ik mijn
terugtrekkingsbrief:
W. Suierveld
xxxxxxxx
xxxx xx Wijnaldum
Aan de ouderlingen van de gemeente van
Jehovah’s Getuigen Harlingen
xxxxxxxxxxxx
xxxx xx Harlingen
Wijnaldum, 9 augustus 2015.
Geachte ouderlingen,
Naar aanleiding van de uitkomsten van het
onderzoek in Australië aangaande seksueel misbruik van kinderen onder Jehovah’s
Getuigen, waarbij duidelijk naar voren kwam hoe de organisatie van Jehovah’s
Getuigen met beschuldigingen van seksueel misbruik is omgegaan en de
slachtoffers heeft behandeld, kan ik niet anders dan tot het besluit komen dat
ik niet langer verbonden wil zijn met deze organisatie, of bekend wil staan als
één van Jehovah’s Getuigen.
De Royal
Commission into Institutional Responses to Child Sexual Abuse in Australië
heeft diepgaand onderzoek verricht naar hoe er in gemeenten van Jehovah’s
Getuigen met situaties rondom seksueel misbruik van kinderen is omgegaan. In
totaal gaat het in Australië om 1006 verschillende beschuldigingen van seksueel
misbruik onder Jehovah’s Getuigen sinds 1950, waarbij geen aangifte is gedaan
bij de wereldlijke autoriteiten. Twee van deze zaken zijn – als voorbeeld – in
de hoorzittingen behandeld. Volgens het getuigenis van ouderlingen en leden van
het bijkantoor Australië is het huidige beleid met betrekking tot beschuldigingen van seksueel misbruik in
gemeenten van Jehovah’s Getuigen dat men dit moet melden bij de wereldlijke
autoriteiten (zoals politie) wanneer de
wet dit vereist. Maar wat als de wet
dit niet vereist? Is het niet een morele
plicht om een misdaad aan te geven? Al is het maar om verder misbruik te
voorkomen en jongeren – hetzij in de gemeente of daarbuiten – te beschermen?
Zou het niet van liefde getuigen ten opzichte van de slachtoffers, dat de
daders gestraft worden voor hun misdaad?
Het getuigenis van de ouderlingen en leden van
het bijkantoor in Australië was ronduit beschamend. Uit alles blijkt dat ze
niks anders hebben gedaan dan regels en procedures opvolgen zoals die van
bovenaf zijn opgelegd. Het volgen van regeltjes en beschermen van de reputatie
van de organisatie bleek (en blijkt nog steeds) belangrijker dan het tonen van
liefde en empathie aan het slachtoffer. In vele gevallen is door de gehanteerde
handelwijze aan slachtoffers een groter trauma opgelegd. Waar pedofielen hun
gang konden gaan doordat zij niet bij de wereldlijke autoriteiten zijn
aangegeven, en hun gedrag bovendien is verzwegen in de plaatselijke gemeente
van Jehovah’s Getuigen, is de
organisatie medeplichtig geworden aan verder seksueel misbruik van
slachtoffers.
Ik
geloof niet dat de situatie in Australië op zichzelf staat. Beschouw
daarom alsjeblieft deze brief als mijn terugtrekking. Graag ontvang ik van
jullie een bevestiging dat jullie deze brief ontvangen en gelezen hebben.
Met vriendelijke groet,
Wieke Suierveld.
Afhandeling
Het (oude)
ouderlingenboek (ks91), zegt op pagina
102: ‘In alle gevallen van terugtrekking
zou een comité de bewijzen met betrekking tot de kwestie aan een onderzoek
moeten onderwerpen.’ Ik was dus wel benieuwd of ik nog iets van de
ouderlingen zou horen.
Op zondag 16
augustus, rond 19.20 u., kreeg ik
telefoon. Het was SC, één van de ouderlingen van de gemeente Harlingen. Hij zei
me dat DV, een andere ouderling, bij hem was en dat hij mij op de speaker had
gezet. Een officieel gesprek dus, want zo waren zij met z’n tweeën. Dit zijn ook
de twee jongste ouderlingen van de plaatselijke gemeente, en SC is iemand die
ik wel mag. Ik herinner me hem nog als de – nog jonge – ‘broeder’ die geen ‘dienaar
in de bediening’ wilde worden en hij droeg soms een stropdas met daarop
allemaal witte schaapjes, en één zwarte… Het gesprek verliep best ontspannen en
in mijn beleving respectvol. SC vertelde dat ze belden naar aanleiding van mijn
brief, met de vraag of het wellicht nog zinvol was om een gesprek te hebben met
mij. Want ze zagen liever dat ik me weer actief met de organisatie zou
verbinden, in plaats van mij terug te trekken. Bovendien wilden ze zich er van
verzekeren dat ik de brief niet in een opwelling had geschreven. Ik heb gezegd
dat een dergelijk gesprek niet zinvol zou zijn, dat als ik deze keuze niet
weloverwogen had gemaakt, ik geen brief zou hebben gestuurd. SC zei dat hij het
heel jammer vond, hij mocht ons altijd graag en zo bleef hij nog even in meervoud
over ‘ons’ praten totdat ik hem er op wees dat Jan zich niet teruggetrokken had
en dat dit mijn beslissing was. Vervolgens begon hij over mijn vraag om een
bevestiging van ontvangst en stelde voor dat dit telefoongesprek die
bevestiging zou zijn. Ik zei dat ik liever ook een schriftelijke bevestiging
zou ontvangen, met de datum waarop het in de gemeente afgekondigd zou worden,
zodat ik het zwart op wit had en het voor mij ook was afgerond. Hij stemde hier
mee in. Toen hij het gesprek beëindigde, wenste hij me veel succes en wijsheid
de komende tijd, waarop ik hem hetzelfde wenste.
Woensdag 19
augustus, rond half vier ’s middags, stopte SB, een andere ouderling bij ons
voor de deur. Met ernstig gezicht gaf hij me eerst een hand. Hij vertelde dat
alles was afgehandeld en dat er ook een brief naar mij onderweg was. Hij vroeg
me verder of ik op de hoogte was van de gevolgen, waarop ik hem verzekerde dat
ik hiervan op de hoogte was. Het leek me niet nodig hem te vertellen dat ik nog
altijd voldoende lectuur van de organisatie tot mijn beschikking had en
bovendien ex-jg’s ken, met hun verhalen van hoe ze door familie en voormalige
geloofsgenoten worden behandeld. SB vertelde me ook dat, mocht ik me later
bedenken, ik altijd een brief zou kunnen schrijven en dingen weer veranderd
kunnen worden. Hij deed het klinken alsof terugkeren naar de organisatie
slechts een formaliteit is, terwijl dat in werkelijkheid toch heel wat
ingewikkelder ligt. Niet dat ik terug zou willen. We wensten elkaar het beste
voor hij vertrok.
Op donderdag 20
augustus ontving ik de volgende, wel heel korte brief (dit was de gehele tekst
die op een A4-tje stond):
Geen
aanhef, niet eens officieel ondertekend. En ook vermeldt de brief niet op welke
datum vanaf het podium zal worden afgekondigd dat ik niet langer één van
Jehovah’s Getuigen ben. Na de toch wel respectvolle houding waarmee de
betreffende ouderlingen zich in de gesprekken naar mij toe hadden gedragen,
komt deze brief over als niet meer dan een kille mededeling. Alsof ik ineens niet
meer een bestaand persoon ben tot wie de brief gericht kan worden…
Ik
weet dat op donderdagavond 20 augustus is afgekondigd dat ik niet langer één
van Jehovah’s Getuigen ben.
Bronnen:
-
Georganiseerd om Jehovah’s wil te doen,
2005, Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania. Uitg. Watchtower
Bible and Tract Society of New York, Inc. Brooklyn, New York, U.S.A.
-
Website van de Royal Commission into Institutional
Responses to Child Sexual Abuse (Australia): http://www.childabuseroyalcommission.gov.au/case-study/636f01a5-50db-4b59-a35e-a24ae07fb0ad/case-study-29,-july-2015,-sydney.aspx
-
ks91:
Schenkt aandacht aan uzelf en aan de
gehele kudde, 1991, Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania. Uitg. Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc. Brooklyn, New
York, U.S.A.
Reacties
Een reactie posten