Jehovah’s Getuigen en de positie van de vrouw (3).
De
afgelopen week werd ik weer eens geconfronteerd met het ouderwetse en sterk conservatieve
vrouwbeeld van Jehovah’s Getuigen. Het betrof hier een deel van een lezing die een
aantal jaren geleden schijnt te zijn gehouden door een lid van het Besturend
Lichaam van Jehovah’s Getuigen. Vervolgens zag ik gister een filmfragment
waarin de Poolse Europarlementariër Janusz Korwin-Mikke over vrouwen spreekt als ‘zwakker,
kleiner en minder intelligent’. Er bestaat
een kans dat deze man bestraft wordt voor zijn seksistische en respectloze
uitspraak. In het geval van Jehovah’s Getuigen is er niemand die een religieus
leider aanspreekt op seksistische uitspraken. Integendeel, dat vrouwbeeld maakt
deel uit van de religieuze overtuigingen en iedere vrouwelijke getuige van
Jehovah heeft zich er maar naar te schikken. Mijn gevoel voor rechtvaardigheid
komt er nog altijd door in opstand.
Ik
kwam nog wat materiaal tegen op mijn laptop wat ik al eens had uitgewerkt. Het
laat zien wat er gebeurt als je Bijbelteksten niet in de historisch context
leest, maar vanuit een leerstellig denken, een aanname of een vooropgezet idee.
Een getuige van Jehovah
heeft geleerd de bijbel als één geheel te bezien. Ik wil laten zien welke gevolgen
dat heeft voor het interpreteren van teksten, vooral wanneer die teksten afzonderlijk gelezen een ander beeld oproepen.
En ook tot een ander vrouwbeeld kunnen leiden…
“Noch man noch vrouw….in
Christus?”
In Galaten 3: 26-28 staat:
26 want door het geloof en
in Christus Jezus bent u allen kinderen van God. 27 U allen die door de doop één met Christus bent
geworden, hebt u met Christus omkleed. 28 Er zijn geen Joden
of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in
Christus Jezus.
(Nieuwe
Bijbelvertaling)
Uit deze tekst zou je toch concluderen
dat ‘in Christus’ man en vrouw gelijkwaardig
zijn. In het geloof zijn zij allen één.
Hoe hebben Jehovah’s Getuigen geleerd om deze tekst te lezen? Deze tekst
wordt aangehaald in het Inzicht-boek deel 2 – uitgegeven door het wachttorengenootschap – bij het onderwerp ‘vrouw’. Er staat:
Voorrechten in de
christelijke gemeente. Onder degenen die van God de hemelse roeping ontvangen (Hebr.3:1) om
medeërfgenamen met Jezus Christus te zijn, bestaat er in geestelijke zin geen
onderscheid tussen mannen en vrouwen. De apostel Paulus schrijft: "In
werkelijkheid zijt gij allen zonen van God door middel van uw geloof in
Christus… er is noch man noch vrouw, want gij zijt allen één persoon in
eendracht met Christus Jezus”(Gal. 3:26-28). Al dezen moeten bij hun opstanding
een verandering van natuur ondergaan, waardoor zij te zamen deelhebbers aan de
“goddelijke natuur” worden, en in deze situatie zullen er geen vrouwen zijn,
want onder de geestelijke schepselen bestaat er geen vrouwelijk geslacht. God
heeft de mens als man en als vrouw geschapen met het oog op de
voortplanting onder aardse schepselen. – 2 Petrus 1:4.
Er vallen een paar dingen op. Om
te beginnen wordt deze tekst alleen toegepast op diegenen met een ‘hemelse
roeping’, een relatief kleine groep onder Jehovah’s Getuigen. De gelijkheid
tussen deze mannen en vrouwen geldt vervolgens alleen ‘in geestelijke zin’. Diegenen
die naar de hemel gaan, krijgen volgens de leer een ‘hemels lichaam’, zij worden
geestelijke wezens, en onder dezen zullen er volgens de uitleg van het
wachttorengenootschap geen vrouwen zijn.
Want, zo zeggen zij, ‘onder de geestelijke schepselen bestaat er geen
vrouwelijk geslacht’. Toch, als je de tekst in Galaten goed leest, staat er duidelijk
dat er in eendracht met Christus ‘noch man noch vrouw’ is! Met andere woorden,
onder diegenen die verondersteld worden een ‘hemels lichaam’ te krijgen, zijn
ook geen mannen. We kunnen ze nog het best voorstellen als ‘onzijdig’,
geslachtsloos, of androgyn.
De man geschapen naar Gods beeld?
Het hele denken komt voort uit het idee dat de eerste mens
die geschapen werd een man was. Maar is dit ook de gedachte die in het
scheppingsverslag zelf naar voren komt? Ik citeer hier enkele teksten uit
Genesis 1 en 2 (voor een volledig beeld zou men beide hoofdstukken zelf kunnen
lezen):
Gen. 1:26: Verder zei God: “Laten
wij de mens (hebr. : ‘a-dham’) maken naar ons beeld, overeenkomstig onze
gelijkenis…”
Gen. 1: 27: En God ging ertoe over
de mens te scheppen naar zijn beeld, naar Gods beeld schiep bij hem, als man en
als vrouw schiep hij hen.
Gen. 2:7: En Jehovah God ging
ertoe over de mens te vormen uit stof van de aardbodem en in zijn neusgaten de
levensadem te blazen, en de mens werd een levende ziel.
Gen. 2:18: Verder zei Jehovah God:
“Het is niet goed dat de mens alleen blijft. Ik zal een hulp voor hem maken,
als zijn tegenhanger.”
Gen. 2:23: toen zei de mens:
“Dit is eindelijk been van mijn
gebeente
En vlees van mijn vlees.
Deze zal Mannin (hebr.: ‘iesja’)
worden genoemd,
Omdat deze uit de man (hebr.:
‘iesj’) werd genomen.”
Het
is de mens (Adam) die naar Gods beeld werd geschapen, als man en vrouw. Oosterhuis
en van Heusden (1999) geven als commentaar op Gen 1:27: “De strekking van de
tweede regel is niet dat de mens een man is, ook al staat hier ‘hem’. Ook in
het Hebreeuws is ‘mens’ een mannelijk woord. De uitdrukkelijke boodschap is dat
de mens ‘mannelijk en vrouwelijk’ is, zoals de derde regel te verstaan geeft.
De verteller heeft iedere zweem van dominantie van de man over de vrouw of
omgekeerd willen vermijden. Volgens de midrasj bestond de mens oorspronkelijk
uit twee helften, de een mannelijk, de ander vrouwelijk (androgynie).”
De
verwarring ontstaat ook doordat wij ‘Adam’ nu als een mannelijke persoonsnaam
kennen, maar ‘Adam’ is van oorsprong geen eigennaam, maar een soortnaam. Het betekent ‘mensheid’. Over een man wordt in het (tweede)
scheppingsverslag pas gesproken nadat er een deel uit de mens is genomen en tot
vrouw is gemaakt. Er is pas sprake van ‘man’ als er ook sprake is van ‘vrouw’. Ik geef toe dat er in de laatste zin van vers
23 wordt gezegd dat de vrouw ‘uit de man
werd genomen’, maar er is hier ook
sprake van een woordspeling (‘iesj’ en ‘iesja’) in een vers dat in dichtvorm is
geschreven. Er is geen enkele reden om op basis van schrijfstijl conclusies te
trekken met betrekking tot een ondergeschikte positie van de vrouw ten opzichte
van de man. Integendeel, het scheppingsverslag laat juist gelijkwaardigheid
zien.
In
Gen 2:18 wordt gesproken over een hulp die gemaakt werd voor de mens, als een
tegenhanger. De Nieuwe Bijbelvertaling spreekt hier van ‘een helper…die bij hem
past’. De toelichting bij deze tekst zegt: De
uitdrukking ‘die bij hem past’ betekent in het Hebreeuws letterlijk ‘als zijn
tegenbeeld’. ‘Helper’ moet dus niet opgevat worden als ‘ondergeschikt’. Het
gaat om complementariteit: de twee vullen elkaar aan.
Zoals
ik het scheppingsverslag lees, werd de mens tot man en vrouw, er is pas sprake
van de één als er ook sprake is van de ander. Deze gelijkwaardigheid van man en
vrouw komt volledig overeen met die in Gal. 3:26-28, de tekst die ik als eerste
noemde.
Maar
zoals ik eerder al aangaf, lezen Jehovah’s Getuigen de Bijbel als één geheel.
Een tekst die zij veel aanhalen is 2 Timotheüs 3:16, waar staat dat ‘de gehele
Schrift door God geïnspireerd’ is, daarom zien zij iedere Bijbeltekst als van
God afkomstig. Vervolgens legt de
organisatie die Bijbel zo uit, dat teksten met elkaar in overeenstemming worden
gebracht – al hoe onmogelijk dat soms ook is. Hebreeuwse geschriften, de oude
verhalen van het Joodse volk, worden door de ogen van christelijke
bijbelschrijvers gelezen. Dan komt men met 1 Timotheüs 2:13, waar staat: ‘Want Adam werd het eerst gevormd, daarna
Eva’. 1 Korinthiërs 11: 7-9 maakt het
iets bonter en zegt dat de man ‘Gods beeld en heerlijkheid is’… ‘Want de man is
niet uit de vrouw, maar de vrouw uit de man en, wat meer zegt, de man werd niet
ter wille van de vrouw geschapen, maar de vrouw ter wille van de man’. Dan bepalen deze teksten hoe het
scheppingsverslag wordt gelezen, maar ook het vrouwbeeld onder Jehovah’s
Getuigen. Met alle gevolgen van dien.
Seksisme in naam van God.
Het
vrouwbeeld bij Jehovah’s Getuigen wordt in stand gehouden door de mannen die de
leiding hebben. Het zijn deze mannen die de Bijbel uitleggen en daarin genoeg
bevestiging vinden om hun positie te behouden. Doordat ze de vrouwen binnen de
organisatie min of meer monddood hebben gemaakt, zal hier ook geen verandering
in komen. Vrouwen bij Jehovah’s Getuigen hebben zich maar te schikken in de
positie en rol die ze volgens hun geloof van God hebben gekregen.
Wat
moet je als vrouw wanneer je wordt geleerd en gezegd dat God je niet heeft
gemaakt om de leiding te nemen? Dat je zoveel gelukkiger zult zijn als je je
schikt naar de rol die God voor je bedacht heeft? Een rol die je ondergeschikt
maakt aan mannen? Hoe voelt het als er
binnen de leer uitgegaan wordt van het idee dat de man naar Gods beeld is
geschapen, en niet jij? Want vanwege het geslacht waarmee je geboren bent, hoor
je bij de categorie die (slechts) geschapen werd ter wille van de man.
Voor
mij voelt het erg onrechtvaardig! Het is seksisme in naam van God. Nu ben ik
inmiddels wel vrij van die denkbeelden van Jehovah’s Getuigen, maar ik kan me
er nog wel boos om maken. En het maakt
dat ik mee voel met al die vrouwen die nog binnen die organisatie worstelen met
een ondergeschikte positie waar ze in naam van God in geplaatst zijn en waar ze
zich niet gelukkig in voelen. Ik hoop voor hen dat ze hun weg naar vrijheid
zullen vinden, zodat ze zich volwaardig mens kunnen voelen.
Bronnen:
-
Oosterhuis,
H & A. van Heusden (1999). In den
beginne, het boek genesis.
Prometheus ,Amsterdam.
-
NBV
Studiebijbel (2008), Jongbloed, Heerenveen.
-
Inzicht in de Schrift
dl.2 (1997), Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania. Uitg. Watch
Tower Bible and Tract Society of New York, Inc. , International Bible Students
Association, Brooklyn, New York, USA.
Tenzij
anders vermeld, zijn de bijbelteksten geciteerd uit de Nieuwe Wereldvertaling van
de Heilige Schrift (uitg. Watch Tower Bible and
Tract Society of New York, Inc), te lezen via: http://wol.jw.org/nl/wol/binav/r18/lp-o/Rbi8/O/2004
Reacties
Een reactie posten