“Het is niet jouw schuld!”






Groot respect voel ik voor slachtoffers van seksueel misbruik bij Jehovah’s Getuigen die met hun verhaal naar buiten komen. Helemaal voor hen die hun verhaal zelfs openlijk met Trouw, op televisie of via een youtube-filmpje hebben gedeeld. Maar ook het delen van je verhaal met stichting Reclaimed Voices is moedig. Er over (durven) praten met anderen is moedig.

Terwijl ik vanuit mijn betrokkenheid bij Reclaimed Voices in aanraking kom met de verhalen van slachtoffers van seksueel misbruik, de moed en de kracht die nodig is om over een drempel te gaan en over je ervaring te vertellen, vraag ik me af: hoe zit dat met mij?

Ik zal eerlijk zijn: toen de hele #MeToo discussie losbarstte, durfde ik nog niet eens de hashtag op mijn facebookpagina te delen, omdat ik bang was er vragen over te krijgen van familie. Ook nu, terwijl ik dit schrijf en van plan ben dit op mijn blog te plaatsen, aarzel ik en voel de angst voor de reacties die kunnen komen. Ik heb geen zin in vragen naar wat er precies gebeurd is, geen zin in onbegrip of afwijzing. Dus bij deze, als jullie – familieleden – dit lezen, zullen jullie mogelijk uit mijn verhaal wel op kunnen maken om wie het gaat. Hij leeft niet meer en ik wil daar verder geen woorden aan vuil maken. Naar vrienden toe ben ik al langere tijd open over mijn misbruikervaring.

De reden dat ik er voor kies mijn verhaal te delen is juist mijn respect naar alle slachtoffers met wie ik meevoel. Ik ken het gevoel van verlamming, van niet weten hoe te reageren op het moment dat het gebeurt. Ik weet hoe het is jarenlang te lopen met een geheim dat je zover in je geheugen wegstopt dat het er zelfs een tijdlang niet lijkt te zijn, totdat het in volle hevigheid bovenkomt en je confronteert met onverwerkte pijn. Ik ken de moeite die het kost er over te gaan praten, het hardop te benoemen.

Mijn verhaal speelde toen ik veertien was. Ik had met een klasgenoot afgesproken een keer naar de veemarkt te gaan in Leeuwarden. Een ouder familielid van mij was een veekoopman die daar altijd heenging en ik vroeg hem of ik mee kon rijden. Dat mocht en dus stond ik op de afgesproken dag  ’s morgens vroeg aan de weg klaar om mee te gaan. Het was nog donker toen ik bij hem in de auto stapte.

Ergens onderweg stak hij een hand uit naar opzij en betastte mijn borsten. Ik kon geen kant op en was te onzeker om er iets van te zeggen. Bovendien reed  ik met hem mee in de auto. Wat als ik er iets van zei en hij me er uit zette? Of niet weer thuis bracht? Dus hield ik me stil. Hij deed verder niets, want hij moest de auto besturen.

Op de één of andere manier vergat ik het verder. Ik hielp hem af en toe bij de verzorging van wat schapen die hij in een kleine wei vlakbij ons huis hield. Er was daar een schuurtje. Daar ging het verder. Bij een gelegenheid liet hij me zijn stijve lul zien. Geschrokken en in verlegenheid gebracht keek ik weg van dat gezwollen ding.

Bij een paar gelegenheden heeft hij me aangeraakt waar dat niet zou moeten. Op een keer stond hij dicht tegen me aan en bracht een hand bij mijn spijkerbroek in. Ik stond als bevroren en durfde weer niks te zeggen of te doen. Ik hoorde zijn licht hijgende ademhaling naast mijn oor. Zijn hand zat in mijn onderbroek, een graaiende vinger die bij mij naar binnen probeerde te wringen… Op dat moment wurmde ik me onder zijn hand vandaan en liep bij hem weg. Hij zei me dat ik er met niemand over mocht praten en stopte me geld toe. Ook later toen hij me zag, gaf hij me geld en vroeg me opnieuw er niet over te praten.

Ik heb me er lang schuldig over gevoeld. En vies. Waarom had ik niks gezegd? Waarom hem niet tegengehouden? Waarom was ik opnieuw naar hem toegegaan? En door het geld aan te nemen voelde ik me smerig, alsof ik me als een hoer gedragen had. Ik was immers al veertien, had ik dit dan niet kunnen voorkomen?

Jarenlang heb ik het weggestopt. Op  volwassen leeftijd werd ik één van Jehovah’s Getuigen. Na mijn dertigste liep ik steeds meer vast in dat geloof. Ik had moeite met autoriteit en met de rol en onderworpen positie die er van vrouwen werd verwacht.  Op een dag was er een oudere ‘broeder’ uit een andere gemeente die een lezing hield. Waar zijn lezing over ging, weet ik niet meer, alleen de neerbuigende toon waarmee hij over vrouwen sprak. Ik herinner me zijn vrouw als een klein muisje met een hoofddoek op die ineengedoken voorin de zaal zat.

Ik werd door deze man getriggerd. Pas later zou ik beseffen dat de manier waarop zijn mond stond mij herinnerde aan de man die mij had misbruikt. Mijn ervaringen van destijds kwamen boven. Als brave Jehovah’s Getuige die nog altijd mijn best deed te voldoen aan wat ik dacht dat ‘God’ van mij verwachtte, dacht ik dat ik de oorzaak had gevonden waarom ik zo’n moeite had met autoriteit. Ik moest mijn misbruikverleden verwerken.

Ik besloot een ouderling in vertrouwen te nemen. Omdat ik het erg moeilijk vond er rechtstreeks over te praten, schreef ik hem een brief. Tijdens een velddienstactie gaf ik die hem. Later belde hij me erover op. Hij zei erbij dat hij vanaf zijn mobiel belde omdat zijn huistelefoon met zo’n draadloos (DECT) systeem was wat gemakkelijk afgeluisterd zou kunnen worden – ik begrijp nog altijd deze paranoia niet – en zei dat hij de brief had verbrand. Wat we verder nog over mijn misbruikervaring hebben gezegd, kan ik me niet herinneren. Ik geloof dat me het advies werd gegeven publicaties van het wachttorengenootschap te lezen over het onderwerp. Dat heb ik gedaan en Ik weet dat ik veel had aan de ontwaakt van 8 oktober 1991. Pas veel later zou ik leren dat Barbara Anderson aan deze serie artikelen had meegewerkt en dat het veel los zou maken bij slachtoffers van seksueel misbruik onder Jehovah’s Getuigen zelf.

Terwijl ik in mijn brief aan de ouderling had aangegeven dat ik het nodig vond mijn ervaring te verwerken, is er later nooit aan me gevraagd hoe het met mij ging. Hij is er nooit meer op teruggekomen. Was het onmacht van deze ouderling, dat hij niet wist hoe hier mee om te gaan? Dacht hij dat het voldoende was om naar wat bijbelteksten en wachttorenpublicaties te verwijzen? Het verbranden van de brief, die ik juist had geschreven om het voor mij gemakkelijker te maken een gesprek over het misbruik te beginnen, voelde voor mij alsof het onderwerp daarmee werd afgesloten. Verbrand, weg, alsof het er nooit is geweest. De ervaring zelf laat zich niet zo gemakkelijk wegwerken.

Ik heb het uiteindelijk in mijn eentje verwerkt.  Hulpverlening zoeken buiten Jehovah’s Getuigen was geen optie. In wachttorenpublicaties werd vaak in waarschuwende bewoordingen gesproken over hulpverlening als psychotherapie en dergelijke. Zij zouden een bedreiging kunnen vormen voor je geloof en dit voelde voor mij zeker als waar. Diep van binnen wist ik dat ik depressief was vanwege zaken die met het geloof te maken hadden.

In de openbare bibliotheek vond ik een boekje dat mij hielp bij de verwerking. Geen idee meer hoe het heet, maar één van de meest doordringende zinnen die er in stond was: “Het is niet jouw schuld!” Het besef te laten doordringen dat die man geen recht had mij zo aan te raken, dat hij als volwassene misbruik heeft gemaakt van mijn behoefte aan aandacht, misbruik ook van hoe jong ik in mijn ontwikkeling nog was, was enorm bevrijdend! Ik leerde erkennen dat ik op mijn veertiende klein en tenger was, onzeker over de veranderingen die mijn lichaam onderging en dat ik destijds niet voldoende zelfvertrouwen en weerbaarheid had om mijzelf hierin te beschermen.

Ik heb me vaak afgevraagd of ik niet de enige was. Ik heb me ook schuldig gevoeld, want wat als hij meer slachtoffers heeft gemaakt terwijl dat voorkomen had kunnen worden als ik er over gesproken had? Ook dit is erkenning van slachtoffer-zijn. Dat je jarenlang niet in staat bent er over te praten, niet alleen omdat je gevraagd is te zwijgen maar ook omdat het moeilijk is er open over te zijn, maakt dat je je niet verantwoordelijk zou moeten voelen voor wat de misbruiker mogelijk nog meer heeft gedaan. Ik laat het los, ook al omdat ik er niks aan kan veranderen als het wel zo is.

Mijn ervaring speelde zich af voordat ik Jehovah’s Getuige werd en ik heb geen extra trauma opgelopen door een verkeerde afhandeling door ouderlingen.  De ervaring met de ouderling die mij niet werkelijk steunde in mijn verwerkingsproces, bevestigt alleen maar hoe slecht zij in staat zijn met situaties als seksueel misbruik om te gaan waar het slachtoffers betreft. 

Ik heb er voor gekozen mijn verhaal te delen omdat ik wilde voelen wat voor drempel dit is, welke gevoelens van kwetsbaar zijn er toch weer boven komen door dit helemaal openbaar te maken. Ik kan zeggen: het voelt eng!

Voor mij zijn het daarom helden, die slachtoffers van seksueel misbruik binnen Jehovah’s Getuigen die met hun verhaal naar buiten komen. Laten we hopen dat iedere stem die nu klinkt – zelfs als dat niet openlijk is maar door je verhaal met Reclaimed Voices te delen – mag bijdragen aan bewustwording en het creëren van een veiliger omgeving binnen de geloofsgemeenschap van Jehovah’s Getuigen en in de maatschappij als geheel.



Noot: Hoewel het misbruik plaatsvond voordat ik één van Jehovah’s Getuigen werd, heb ik besloten het hier wel op Gebroken Ketens te plaatsen. Enerzijds omdat de verwerking plaatsvond in de tijd dat ik binnen dat geloof zat, anderzijds omdat ik hier ook schrijf over het seksueel misbruik binnen Jehovah’s Getuigen en Stichting Reclaimed Voices.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Jehovah's Getuigen en de positie van de vrouw (2)

Jehovah's Getuigen en (angst voor) de Duivel

Jehovah’s Getuigen en de positie van de vrouw (3).