Commentaar op beleid bescherming kinderen Jehovah’s Getuigen
Ter bescherming van
kinderen bij Jehovah’s Getuigen is er sinds kort in Nederland een nieuw
beleidsdocument, genaamd: Het Bijbelse standpunt van Jehovah’s
Getuigen over de bescherming van kinderen.
Geheel nieuw is het niet.
Zowel voor Australië en voor het Verenigd Koninkrijk en Ierland was er al een
dergelijk document. Het Nederlandse document lijkt in grote lijnen een
vertaling van de Australische versie, zij het in een andere volgorde en met
kleine aanpassingen. In elk van deze landen is het betreffende document
opgesteld nadat daar aanleiding voor was. In Australië werd het opgesteld naar
aanleiding van het onderzoek door de Royal
Commission into Institutional Responses to Child Sexual Abuse, in het
Verenigd Koninkrijk (en voor Ierland) reeds een eerste versie in 2011 naar
aanleiding van onderzoeken door de Charity Commission. In Nederland lijkt het
verschijnen van het document samen te hangen met gesprekken die medewerkers van
het ministerie van Justitie en Veiligheid hebben gehad met het landelijk
bestuur van Jehovah’s Getuigen en de mogelijkheid dat er een onderzoek komt.
Ogenschijnlijk ziet het
beleid inzake de bescherming van kinderen onder Jehovah’s Getuigen er goed uit
met dit document, maar het is zaak om door de eerste aanblik heen te kijken.
Raymond Hintjes, Frank Huiting en ik hebben de tekst kritisch bekeken, met in
ons achterhoofd de kennis die we al hebben uit andere beleidsdocumenten, de verhalen
van slachtoffers en de ontwikkelingen vanuit het ministerie die een rol spelen.
Hieronder volgt in vetgedrukt de tekst van het document, met daaronder ons
commentaar of kritische vragen.
Titel: Het Bijbelse standpunt van Jehovah’s Getuigen
over de bescherming van kinderen.
De Engelse documenten met
vrijwel dezelfde inhoud hebben als titel ‘Child Safeguarding Policy of
Jehovah’s Witnesses in..’ en dan volgt het betreffende land. De Nederlandse
titel wijkt af. Kennelijk vindt men het hier nodig de nadruk te leggen op ‘het
Bijbelse standpunt’.
Door te verwijzen naar de
Bijbel, lijkt men aan de richtlijnen een zekere autoriteit te willen geven.
Tegelijkertijd betekent het dat men de richtlijnen voor het beschermen van
kinderen baseert op de eigen interpretatie van een boek dat twee duizend jaar
of langer geleden geschreven is en niet op de nieuwste inzichten aangaande
seksueel kindermisbruik.
Het verwijzen naar het
‘Bijbelse standpunt’ kan ook betekenen dat men er de nadruk op wil leggen dat
het hier om iets godsdienstig gaat. In Nederland is vrijheid van godsdienst een
groot goed en we kennen al heel lang een scheiding van kerk en staat.
De titel suggereert dat
het om de bescherming van kinderen gaat. Maar de richtlijnen in het document
gaan voornamelijk over wat er gedaan moet worden als het (seksueel)
kindermisbruik al heeft plaatsgevonden.
Definities: Kindermisbruik omvat seksueel, lichamelijk
of emotioneel misbruik of verwaarlozing.
Meestal spreekt men dan
van kindermishandeling en wordt ook het getuige zijn van huiselijk geweld hiertoe
gerekend.
Seksueel
kindermisbruik is een perversiteit en omvat over het algemeen een of meer van
de volgende dingen: geslachtsgemeenschap met een kind; orale of anale seks met
een kind; het strelen van de geslachtsorganen, borsten of billen van een kind;
het begluren van een kind (voyeurisme); exhibitionisme tegenover een kind of
een kind aanzetten tot seksuele handelingen. Het kan ook sexting met een
minderjarige of het laten zien van pornografie aan een minderjarige omvatten.
Deze definities komen in
grote lijnen overeen met die in de ouderlingenbrief van 1 september 2017 staan
en waarin de richtlijnen aangaande seksueel misbruik uiteengezet zijn.
Movisie hanteert de
volgende definitie van seksueel misbruik:
Seksueel misbruik is elke vorm van seksuele grensoverschrijding waarbij
sprake is van seks tussen een volwassene met een kind omdat hier per definitie
sprake is van ongelijkwaardigheid, of andere situaties waarbij misbruik wordt
gemaakt van een leeftijds- of machtsverschil, bijvoorbeeld wanneer een
leerkracht seks heeft met een leerling of een hulpverlener met een cliënt.
Seksueel misbruik van kinderen wordt ook wel seksuele kindermishandeling genoemd.
Een vergelijking gaat niet
helemaal op, omdat in het beleidsformulier van Jehovah’s Getuigen alleen over
seksueel misbruik van kinderen wordt gesproken. Los daarvan is er wel een
opmerkelijk verschil: de definitie van Jehovah’s Getuigen benoemt een aantal
concrete seksuele handelingen, maar benoemt niet het machtsverschil (en -misbruik)
wat nu juist zo’n grote rol speelt bij seksueel (kinder)misbruik. Daarmee kan
men zich afvragen of zij de aard van seksueel misbruik wel goed begrijpen. Ik
moet denken aan het videofilmpje genaamd ‘Bescherm je kinderen’ (les 17) waarin
de kleine David en Sofie geleerd wordt nee te zeggen tegen mensen die ze iets
willen laten doen wat niet mag. In dit filmpje lijkt er totaal voorbijgegaan te
worden aan het machtsverschil wat een grote rol speelt bij seksueel misbruik en
wat maakt dat iemand juist in zo’n situatie niet in staat is om nee te zeggen.
De definitie van Jehovah’s
Getuigen begint ermee seksueel kindermisbruik een ‘perversiteit’ te noemen. Dit
is een moreel oordeel wat in een definitie niet thuis hoort.
Wat in dit document over de ouders van een
minderjarige wordt gezegd, geldt ook voor zijn of haar wettelijke
vertegenwoordigers of anderen die met de ouderlijke zorg belast zijn.
1. De zorg voor kinderen is een heilige plicht; ze
zijn ‘een erfdeel van Jehovah’ (Psalm 127:3).
Op zich niks mis mee om de
zorg voor je kinderen levensbeschouwelijk te duiden. Men kan zich afvragen of
die zorg voor kinderen er dan alleen voor de ouders is, of voor de hele
gemeenschap van gelovigen.
2. Alle Jehovah’s Getuigen hechten het grootste belang
aan de bescherming van kinderen. Dit is in overeenstemming met het Bijbelse
standpunt dat Jehovah’s Getuigen al jarenlang innemen en veelvuldig hebben
gepubliceerd, zoals dat tot uiting komt in de verwijzingen aan het eind van dit
document naar materiaal dat op jw.org te vinden is.
Gezien de verhalen over
seksueel misbruik hechten kennelijk niet álle Jehovah’s Getuigen het grootste
belang aan de bescherming van kinderen. Van plegers kan men zich afvragen of
zij hier het grootste belang aan hechtten. Daarnaast doen de vele malen dat
slachtoffers is gevraagd over het misbruik te zwijgen om ‘geen smaad op
Jehovah’s naam te brengen’ de vraag rijzen of – zeker destijds – niet het
grootste belang uitging naar het beschermen van het imago van de organisatie.
Met de verwijzing naar het ‘Bijbelse standpunt dat Jehovah’s Getuigen al
jarenlang innemen’ en waarover men ‘veelvuldig’ heeft gepubliceerd, doet men
het voorkomen alsof het beleid zoals hier weergegeven er al heel lang is. De
vele slachtoffers die er zowel in Nederland als wereldwijd zijn, doen grote
vragen rijzen bij dit beleid en bij de veronderstelde bescherming.
3. Jehovah’s Getuigen hebben een afschuw van
kindermisbruik en bezien het als een misdrijf (Rom. 12:9). Wij erkennen dat de
overheid verantwoordelijk is voor het aanpakken van zulke misdrijven (Rom.
13:1-4). De ouderlingen nemen kindermisbruikers nooit tegen de bevoegde
autoriteiten in bescherming.
De tekst in Romeinen 12:9
ondersteunt in dit geval het hebben van ‘een afschuw van wat slecht is’. Het klinkt als een open deur, iedereen zou
een afschuw moeten hebben van (seksueel) kindermisbruik. De vraag is hoe je het
zo goed mogelijk probeert te voorkomen of er mee omgaat als het dan toch
gebeurt.
Het is mooi dat men
aangeeft (seksueel) kindermisbruik als een misdrijf te bezien. Het doet echter
ook vragen rijzen rond situaties in het verleden waarbij (nog) ontmoedigd werd
om aangifte te doen bij de politie. Erkende men het toen niet als misdrijf? En
wat betekent dat concreet, dat men erkent dat de overheid ‘verantwoordelijk is
voor het aanpakken van zulke misdrijven’?
Nemen ouderlingen
werkelijk nóóit kindermisbruikers in bescherming tegen de bevoegde
autoriteiten? Of moeten we ons hier afvragen wat Jehovah’s Getuigen verstaan
onder ‘bevoegd’? Want hoe zit dat dan wanneer ouderlingen zich in een
rechtszaak beroepen op verschoningsrecht (in het voordeel van een dader)?
Waarom geven ze op verzoek van slachtoffers van seksueel misbruik de
opgevraagde dossiers niet vrij? Waarom delen ze de naam van een pleger van
seksueel misbruik niet openlijk met de gemeente om zo de kinderen te
beschermen?
4. In alle gevallen hebben het slachtoffer en de
ouders het recht om aangifte te doen van kindermisbruik. Het slachtoffer, de
ouders of ieder ander die kindermisbruik bij de ouderlingen meldt, wordt er
daarom door de ouderlingen duidelijk over geïnformeerd dat ze het recht hebben
aangifte te doen. Iemand die ervoor kiest aangifte te doen, wordt niet door de
ouderlingen bekritiseerd (Gal.6:5).
Dit is passief. Men
informeert, maar moedigt niet actief aan. Bij dit informeren speelt de toon een
grote rol. Temeer omdat binnen de geloofswereld van Jehovah’s Getuigen nog het
gedachtegoed heerst dat men geen negatieve informatie over de
geloofsgemeenschap naar buiten brengt om te voorkomen dat er ‘smaad op Jehovah’s naam’ komt. Ook de
aangehaalde tekst van Galaten 6:5 speelt hier in mee: ‘Want iedereen heeft zijn
eigen vracht te dragen’. (Deze tekst heeft bovendien in de Bijbelvertaling van
Jehovah’s Getuigen een kruisverwijzing naar 2 Korinthiërs 5:10, waar staat dat
allen voor de rechterstoel van de Christus moeten verschijnen.). Bijbelteksten
die wijzen op eigen verantwoordelijkheid kunnen het een individuele Jehovah’s
Getuige juist moeilijk maken om iets te doen wat tot voor kort binnen het
geloof werd ontmoedigd of afgewezen.
Om de hele mindset of
geloofsbeleving van Jehovah’s Getuigen te veranderen, zal men actief de inhoud
van dit document met de gemeenteleden moeten bespreken. Niet eenmaal, maar
dikwijls.
5. Als een beschuldiging van kindermisbruik bij de
ouderlingen bekend wordt, nemen zij meteen contact op met het hoofdkantoor van
Jehovah’s Getuigen in Nederland, zodat er wordt toegezien op naleving van een
wettelijke meldplicht voor kindermisbruik (Rom. 13:1). Het hoofdkantoor van
Jehovah’s Getuigen zal de ouderlingen instrueren om zelfs als dat wettelijk niet
verplicht is, aangifte te doen wanneer een minderjarige nog steeds gevaar loopt
te worden misbruikt of als er andere gegronde redenen zijn. De ouderlingen zien
er ook op toe dat de ouders van het slachtoffer geïnformeerd worden over een
beschuldiging van kindermisbruik. Als de beschuldigde een van de ouders van het
slachtoffer is, zullen de ouderlingen de andere ouder informeren.
Met ‘hoofdkantoor’
bedoelen ze hier de ‘juridische afdeling’ van het bijkantoor. Waarom hier niet
open over zijn? Het lijkt erop dat men zich ervan wil verzekeren dat men
(minimaal) aan de Nederlandse Wet voldoet. De instructies om zelfs als het
wettelijk niet verplicht is toch advies te geven tot het doen van aangifte,
lijkt een poging om te laten zien hoe goed ze het doen. Het klinkt mooi, maar
is het dat ook? Er staat niet hoe ze constateren of er nog sprake is van een
gevaarlijke situatie. Hoe bepalen deze ouderlingen, die maar nauwelijks een
gedegen kennis aangaande de aard van seksueel misbruik beschikken, dat?
Slachtoffers en diens ouders hebben doorgaans niet zelf contact met het
‘hoofdkantoor’.
Men neemt een
beschuldiging van seksueel kindermisbruik doorgaans pas als ‘waar’ aan als er
sprake is van twee getuigen of een bekentenis van de dader. Ziet men zonder
deze bevestiging wel of er sprake is van een gevaarlijke situatie? Als er geen aangifte wordt gedaan, kan men
dan als ouderlingen ook een instantie als VeiligThuis informeren? En wat doet
men als beide ouders bij het misbruik betrokken zijn?
6. De primaire verantwoordelijkheid om kinderen te
beschermen en voor te lichten, rust bij de ouders. Ouders die lid van de
plaatselijke gemeente van Jehovah’s Getuigen zijn, worden daarom aangespoord
zich altijd goed van hun verantwoordelijkheden te kwijten en het volgende te
doen:
·
Direct en actief betrokken zijn bij het leven van hun
kinderen.
·
Zichzelf informeren over kindermisbruik en hun
kinderen erover voorlichten.
·
Geregelde communicatie met hun kinderen onderhouden en
dat blijven stimuleren (Deut. 6:6,7; Spreuken 22:3)
Jehovah’s Getuigen publiceren heel veel Bijbelse
informatie om ouders te helpen zich te kwijten van hun verantwoordelijkheid om
hun kinderen te beschermen en voor te lichten (Zie de verwijzingen aan het eind
van dit document).
De verantwoordelijkheid
voor de bescherming van kinderen wordt hier wederom bij de ouders gelegd. De
ouders dienen zichzelf en hun kinderen te informeren. Dit gebeurt echter
voornamelijk via materiaal dat door de organisatie wordt aangeleverd. Het is
maar de vraag of dit materiaal wel zo goed is als men het doet voorkomen. In
het eerdergenoemde videofilmpje over David en Sofie (Les 17 - ‘Bescherm je
kinderen’) wordt het gevaar voorgesteld als iets wat van buitenaf komt, als een
donker spook zelfs, terwijl seksueel kindermisbruik meestal wordt gepleegd door
een bekende. Iemand die het kind heeft geleerd te vertrouwen, zoals een (naast)
familielid of een ouderling in de gemeente. Jehovah’s Getuigen bezien zichzelf
als een grote geestelijke familie waarin men verondersteld elkaar te
vertrouwen. Per definitie worden (kinderen van) Jehovah’s Getuigen
verondersteld ouderlingen en ‘dienaren in de bediening’ te kunnen vertrouwen,
want deze zijn aangesteld ‘onder leiding van de Heilige Geest’.
7. In de gemeenten van Jehovah’s Getuigen worden
kinderen niet van hun ouders gescheiden voor onderwijs en andere activiteiten
(Efeziërs 6:4). Onze gemeenten beheren of organiseren bijvoorbeeld geen
weeshuizen, zondagsscholen, sportclubs, dagverblijven, jeugdgroepen of andere
activiteiten waarbij kinderen van hun ouders gescheiden worden.
Dit is de tegenwerping die
vertegenwoordigers van de organisatie van Jehovah’s Getuigen deden aan de Royal Commission into Institutional Response
to Child Sexual Abuse in Australië, om aan te geven dat het bij hen niet
gaat om institutioneel misbruik. Echter, wanneer Jehovah’s Getuigen wordt
verwacht dat zij in geval van seksueel kindermisbruik naar de ouderlingen gaan,
die vervolgens een interne gerechtelijke procedure op gang brengen, wordt het
wél institutioneel. Bovendien beheerst het geloofssysteem dat van bovenaf wordt
aangereikt het hele leven van Jehovah’s Getuigen. Men is niet vrij om te
geloven of te handelen in strijd met de richtlijnen van de organisatie.
De bewering in de
paragraaf is bovendien strikt genomen niet waar, want kinderen worden soms aan
andere geloofsgenoten gekoppeld bij het evangeliseren of bijbelstudies en
zitten tijdens bijeenkomsten dikwijls bij anderen.
8. De ouderlingen streven ernaar slachtoffers van
kindermisbruik vriendelijk te behandelen, met compassie en begrip (Kolossenzen
3:12). Als geestelijk verzorgers doen de ouderlingen moeite om goed naar
slachtoffers te luisteren, medeleven te tonen en ze te troosten (Spreuken
21:13; Jesaja 32: 1,2; 1 Thessalonicenzen 5:14; Jakobus 1:19). Slachtoffers en
familieleden kunnen ervoor kiezen de hulp in te roepen van een deskundige in de
geestelijke gezondheidszorg. Dat is een persoonlijke keus.
Als ‘geestelijk
verzorgers’ hebben zij geen professionele opleiding genoten die hen helpt goed
met crisissituaties om te gaan. Een hoop instructies op papier en het proberen
op te volgen wat er in wat bijbelteksten staat, maakt een doorsnee schoonmaker
of glazenwasser nog niet competent op het gebied van geestelijke verzorging. In
het ouderlingenboek (‘Weidt de kudde Gods’) hoofdstuk 4, staat bij punt 22 dat
het niet nodig is ‘tijd te besteden aan het lezen van wereldse literatuur over
psychologie of psychiatrie’. Men schijnt
volledig te vertrouwen op de aangeleverde informatie van de organisatie zelf.
Slachtoffer en familie
‘kunnen ervoor kiezen’ hulp te zoeken. Wederom wordt er niet actief
aangemoedigd, maar gewezen op de eigen keus of verantwoordelijkheid die juist
zo lastig is te nemen binnen deze geloofswereld.
9. De ouderlingen vragen een slachtoffer van
kindermisbruik nooit om de beschuldiging te bespreken in het bijzijn van de
vermeende dader. Slachtoffers die inmiddels volwassen zijn mogen dat echter wel
doen als ze dat wensen. Voor morele steun kunnen slachtoffers een
vertrouwenspersoon (man of vrouw) meenemen als ze de beschuldiging voorleggen
aan de ouderlingen. Een slachtoffer kan een beschuldiging ook door middel van
een geschreven verklaring indienen als hij of zij daar de voorkeur aangeeft.
Dat een slachtoffer nooit
wordt gevraagd de beschuldiging uit te spreken in het bijzijn van de dader, is
huidig beleid. Men wekt hier de suggestie dat dit altijd al het beleid is. In
het verleden was het juist standaard dat een slachtoffer een vermeende dader
met de beschuldiging moest confronteren. Waarom niet eerlijk zijn over dit
verleden? Waarom geen erkenning van gemaakte fouten?
De tweede zin spreekt over
volwassen slachtoffers. Betekent dit dat het in de eerste zin niet over
volwassen slachtoffers gaat? En gaat het in de laatste zin zowel om volwassen
en minderjarige slachtoffers?
Het is fijn te lezen dat
slachtoffers een steunpersoon mee mogen nemen als ze de beschuldiging
voorleggen aan de ouderlingen. Ook dit was voorheen niet het geval en maakt
deel uit van recent beleid. Mag deze ondersteunende vertrouwenspersoon bij zo’n
ontmoeting met de ouderlingen ook wat zeggen? Mag deze namens het slachtoffer
spreken? Mag deze mee bij verdere gesprekken met de ouderlingen? Bijvoorbeeld
als er sprake is van een rechterlijk comité?
10. Kindermisbruik is een ernstige zonde. Als de
beschuldigde een lid van de gemeente is, doen de ouderlingen een onderzoek aan
de hand van de Bijbel. Dit is een puur religieuze procedure waarbij de
ouderlingen Bijbelse instructies volgen en die zich beperkt tot de kwestie van
iemands lidmaatschap van Jehovah’s Getuigen. Als een gemeentelid een berouwloze
kindermisbruiker is, wordt hij uit de gemeente gezet en niet langer als een van
Jehovah’s Getuigen bezien (1 Korinthiërs 5:13). De procedure die de ouderlingen
volgen bij een beschuldiging van kindermisbruik vormt geen vervanging voor een procedure
bij de overheid (Romeinen 13:1-4).
In deze paragraaf gaat men
uit van kindermisbruik als zonde en volgt een afhandeling volgens het interne
beleid. Men lijkt er de nadruk op te leggen dat dit ‘puur religieus’ is en
vooral geen vervanging is van een procedure door de overheid. Men spreekt over
het volgen van ‘Bijbelse instructies’, maar bedoelt voornamelijk de richtlijnen
die in de ouderlingenbrief van 1 september 2017 en in het ouderlingenboek
(‘Weidt de kudde Gods’) staan.
Men kan zich afvragen
waarom deze – het ouderlingenboek en de betreffende brief – niet openlijk met
de gemeente worden gedeeld.
De ‘religieuze procedure’
beperkt zich tot iemands lidmaatschap van Jehovah’s Getuigen. Wat als de dader
niet gedoopt is en ook geen ‘ongedoopte verkondiger’, maar een kind van een
Getuige? Wat verstaat men onder ‘berouwloos’? Welke maatstaven hanteert men
daar voor? Laat je deze dader door uitsluiting los op de samenleving, zonder je
zorgen te maken over de veiligheid van kinderen buiten de eigen
geloofsgemeenschap? Weet de gemeente waarvoor deze persoon wordt uitgesloten?
11. Als wordt vastgesteld dat iemand die schuldig is
aan seksueel kindermisbruik, berouw heeft en deel blijft uitmaken van de
gemeente, worden er restricties opgelegd aan zijn activiteiten in de gemeente.
De ouderlingen zullen de betreffende persoon specifiek duidelijk maken dat hij
nooit met een kind alleen mag zijn, geen vriendschappen met kinderen aan mag gaan
en geen affectie voor kinderen mag tonen. Daarnaast zullen de ouderlingen de
ouders van minderjarigen in de gemeente erover informeren dat ze alert moeten
zijn op contacten van hun kinderen met de betreffende persoon.
Een berouwvolle dader
blijft deel uitmaken van de gemeente en komt op restricties. Weten
gemeenteleden waarom deze persoon restricties zijn opgelegd? Hoe controleer je
dat deze persoon nooit alleen is met kinderen of geen affectie voor ze toont?
De manier waarop
ouderlingen de ouders van minderjarige kinderen informeren wordt hier niet
uitgelegd. De instructies hiervoor staan in de Child Protection Guidelines For Branch Office Service Desks,
paragraaf 20. Het komt er op neer dat twee ouderlingen een gesprek voeren met
het gezinshoofd – doorgaans de man – waarin ze hem vertellen dat zij hem graag
assisteren bij zijn Schriftuurlijke verantwoordelijkheid om zijn kinderen te
beschermen. Dan zeggen ze hem dat hij met zijn kinderen de informatie op
bladzijde 170-171 van het boek ‘lessen van de grote onderwijzer’ moet doornemen
en met die raad in gedachte er voor te zorgen dat zijn kind nooit alleen is met
[ naam van dader]. Er wordt bij gezegd dat andere ouders dezelfde raad krijgen
en dat het niet nodig is hier met anderen over te praten. Hij moet vooral in gedachte
houden dat [naam dader] een lid is van de gemeente en op christelijke wijze
dient te worden bejegend.
Deze omslachtige manier
van ‘voorlichten’ wordt verondersteld voldoende te zijn om kinderen in de
gemeente te beschermen.
12. Iemand die zich schuldig heeft gemaakt aan
seksueel misbruik van kinderen, komt nooit meer in aanmerking voor een
voorrecht of een verantwoordelijke positie in de gemeente, of anders pas na
tientallen jaren (1 Timotheüs 3: 1-7; 5:22; Titus 1:7).
Nooit meer is nooit meer.
De overweging ‘na tientallen jaren’ spreekt het eerste deel van de zin tegen.
13. Dit document wordt op verzoek aan leden van de
gemeente beschikbaar gesteld. Het wordt op zijn minst eens in de drie jaar
opnieuw beschouwd.
Waarom niet meteen dit
document aan alle gemeenteleden uitgedeeld? Waarom niet op het mededelingenbord
gehangen? Nu werd er een mededeling vanaf het podium gedaan dat dit formulier
er is, maar in de titel wordt geen link gelegd met (seksueel) kindermisbruik.
Over enkele weken zijn de meeste gemeenteleden deze mededeling al weer
vergeten. Hoe moet een beleidsformulier dat amper bij de brede onderlaag van de
gelovigen bekend is helpen om kinderen in de gemeente te beschermen?
Wat mist in dit document?
·
Erkenning.
Erkenning van verkeerd beleid of gemaakte fouten in het verleden, erkenning van
de slachtoffers.
·
Openheid. Het document
is op verzoek te verkrijgen maar wordt niet actief onder de gemeenteleden
verspreidt.
·
Transparantie.
Dit formulier is een halve voorstelling van zaken. Het werkelijke interne
beleid wordt niet openlijk met de gemeenteleden gedeeld, noch met de
buitenwereld.
·
De ‘twee
getuigenregel’. Deze komt in het document helemaal niet ter sprake. Terwijl
deze nu juist een struikelblok vormt in het hele beleid. Zonder twee getuigen
(of een bekentenis van de dader) is het maar de vraag of ouderlingen een
beschuldiging van seksueel misbruik serieus nemen.
·
Actief beleid. De
instructies ademen nog altijd passief beleid uit en geen aanmoediging wat
betreft doen van aangifte of zoeken van hulp.
·
Alertheid. Niets
over wat je moet doen bij een ‘niet-pluisgevoel’ of wat je als gemeenschap kunt
doen ter bescherming van de kinderen in je midden.
Bronverwijzing:
-
Het Bijbelse
standpunt van Jehovah’s Getuigen over de bescherming van kinderen (S-23-O Ne
1/18)
-
Movisie, Whitepaper Seksuele grensoverschrijding en
seksueel geweld , 2015
-
Brief Aan alle
Lichamen van Ouderlingen van 1 september 2017, betreffende: minderjarigen tegen
misbruik beschermen.
-
‘Weidt de kudde
Gods’ (ks10-O), handboek voor ouderlingen, 2010, Watch Tower Bible and Tract
Society of Pennsylvania
-
Child Protection
Guidelines For Branch Office Service Desks, 2016
-
Word Jehovah’s vriend, Les 17: Bescherm je kinderen (videofilmpje).
-
Officiële website
van Jehovah’s Getuigen: jw.org
Reacties
Een reactie posten