Brief aan een jg-ouderling
In het najaar
van 2005 schreef ik een brief aan een ouderling van mijn gemeente, aan degene
die mij ooit studie had gegeven en die ik als een broer had beschouwd. Ik heb
de brief nooit verzonden, maar heb het bestand wel steeds bewaard. Nu laat het
zien hoe ik destijds dacht en met welke gevoelens en frustraties ik te maken
had. Ik wil deze brief hier graag met jullie delen. Het origineel van wat ik
destijds opschreef heb ik wat ingekort,
omdat het anders erg lang werd.
Aan ouderling AD
van de gemeente H**,
Er is veel dat
in mijn hoofd omgaat. Veel waarover ik niet kon praten. Veel dat jullie toch
niet zouden begrijpen en ook nu waarschijnlijk niet. Al een tijdje heb ik de
indruk dat wat Jehovah van mij verlangt niet hetzelfde is als wat het
genootschap of jullie van mij verlangen. Ik besloot om te onderzoeken wat
Jehovah nu van mij verlangt en ik kwam tot de volgende conclusie:
(1) Mattheus
22:37-39: “Hij zei tot hem: „’Gij moet Jehovah, uw God, liefhebben met
geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand.’ Dit is het
grootste en eerste gebod. Het tweede, hieraan gelijk, is dit: ’Gij moet
uw naaste liefhebben als uzelf.’”
(2) Micha 6: 8: “Hij
heeft u verteld, o aardse mens, wat goed is. En wat vraagt Jehovah van u
terug dan gerechtigheid te oefenen en goedheid lief te hebben en bescheiden te
wandelen met uw God?”
(3) Wij staan
onder de wet van Christus, de wet die tot de vrijheid behoort.(Joh 8:31,32:
Jak.1:25; 2:12). Die wet heeft Jezus zelf voorgeleefd en houdt in dat wij hem
moeten navolgen en in zijn voetsporen moeten treden (1Petrus 2:21). Jezus zei
dat zijn vracht licht was (Matt 11:28-30).
Liefde voor
Jehovah en voor je naaste, gerechtigheid oefenen, goedheid liefhebben,
bescheiden wandelen met God, Jezus navolgen in alle facetten van het leven. Dat
verlangt Jehovah dus van ons. Op deze basis kan iemand Jehovah ook alleen maar
uit liefde dienen. Jehovah heeft de wet van christus nooit op laten tekenen,
maar Jezus heeft hem voorgeleefd. Daarom kan die wet niet bestaan uit allerlei
geboden en regels, want gehoorzaamheid aan regels en wetten heeft geen liefde
nodig, maar kan ook uit vrees zijn.
De wet van de
christus wordt ook de wet van de vrijheid genoemd, maar waar komen dan toch al
die wetjes en regeltjes vandaan? Jezus’ vracht is licht, maar waarom voelt de
dienst dan zo zwaar? Inderdaad, broeder, ik ervaar het al geruime tijd als
zwaar. Niet wanneer ik de Bijbel lees, niet wanneer ik mediteer of in gebed met
Jehovah spreek, maar wanneer ik vergaderingen bezoek. Het lijkt wel of ik de laatste
tijd steeds vaker het woord ‘moeten’ hoor. We moeten in de velddienst, “ik moet
nog wat uurtjes doen”, we moeten
vergaderingen bezoeken, we moeten de
‘getrouwe slaaf’ gehoorzamen, we moeten luisteren naar de aangestelde
ouderlingen, we moeten ons kleden zoals op de foto’s in de wachttoren
aangegeven wordt, broeders moeten een jasje dragen wanneer ze een taak
behartigen.
En dan heb je
nog een serie ‘mag-niet’s : je mag geen kritiek hebben op de ouderlingen, je
mag niet iets anders doen onder het programma
van een vergadering, vrouwen mogen (eigenlijk) geen broek dragen in de zaal of
in de velddienst enz.
Op vergaderingen
word ik ontmoedigd. In de periode voor de zomervakantie hoorde ik op elke
donderdag en elke zondag-vergadering iemand iets zeggen over het GEBOD
vergaderingen te bezoeken. Geloven jullie werkelijk dat het een gebod is? Is
het een doel op zich om op vergaderingen aanwezig te zijn? De tekst in Hebr
10:24,25 laat, wanneer hij in de context wordt gelezen, zien dat het doel van
vergaderingen is om elkaar aan te moedigen, en tot liefde en voortreffelijke
werken aan te sporen. ‘Het onderling vergaderen’ kan ook gelezen worden als:
‘samenkomsten’ of ‘bijeenkomsten’. Het bijeenkomen met medegelovigen kan
inderdaad aanmoedigend zijn. Wanneer dit gedaan wordt om samen over de Bijbel
te spreken en in het geloof op te bouwen dient het het doel waar in Hebreeën
over wordt gesproken. Mattheus 18: 20 zegt: “Want waar twee of drie
vergaderd zijn in mijn naam, daar ben ik in hun midden.” Maar jullie passen de Hebr-tekst toe als
gebod, velen geloven dit dan ook, en krijgen vervolgens een schuldgevoel
wanneer ze niet alle vergaderingen bezoeken.
En dan nog hoe
wij ons op die vergaderingen dienen te gedragen. Want daar zijn ook regeltjes
voor. Op 30 juni ’05 hadden we een onderdeel, plaatselijke behoeften, over
‘Toon respect voor Jehovah’s plaats van aanbidding’. Er werd ons duidelijk
gemaakt wat allemaal niet in de koninkrijkszaal gedaan mocht worden, en zeker
niet tijdens het programma. Niet onnodig toiletbezoek, binnenkomen tijdens het
programma, praten met br of zr, nieuwste wachttoren lezen onder programma,
kauwgom kauwen, kinderen mogen niet spelen/kleuren/ werelds materiaal lezen….
Van sommige dingen kan ik me dat nog voorstellen. Wat mij irriteerde was dat
het zo werd gebracht dat een ieder die die dingen nog wel zou doen iets slechts
doet in Jehovah’s ogen en zich mogelijk Zijn afkeuring op de hals haalt. Zou
Jehovah werkelijk ons verplichten om op vergaderingen aanwezig te zijn en dan
van ons te verwachten dat we verplicht aan het programma meedoen?
Op zondag 31
juli ’05 bezocht ik de vergadering, maar ik deed niet mee met de
wachttorenstudie. JT leidde de studie. Ik had de vorige dag het congres in
Utrecht bezocht en had nog veel om over na te denken. Ik was tijdens de wt-studie
bezig met bijbellezen en dingen opzoeken in de bijbel, en zo nu en dan maakte
ik een korte notitie. Ik had niet de indruk dat ik er iemand mee tot last was.
Na de vergadering kwam br. JT bij mij en vroeg waarom ik niet meedeed, waarop
ik hem uitlegde dat ik het niet had voorbereid en bovendien andere dingen had
die me bezig hielden als uitvloeisel van het congres. Hij had wel gezien dat ik
in de bijbel aan het lezen was. Hij zei iets in de trant van dat ik geacht werd
aan het programma mee te doen en dat ik anders net zo goed thuis kon blijven.
Ik raakte toen wat geïrriteerd en zei dat ik dat dan in het vervolg wel zou
doen.(Ik vond het wel vreemd dat iemand die normaal zo de nadruk legt op het
‘gebod’ vergaderingen te bezoeken mij nu
voorstelde om maar thuis te blijven). Hij zei dat dat helemaal mijn eigen
verantwoording was. Daarop zei ik dat het in dat geval ook mijn verantwoording
ten opzichte van Jehovah was wat ik op een vergadering deed. LET WEL: Ik was
aan het bijbellezen op een
vergadering, God’s eigen woord, en dit mocht schijnbaar ook niet. Sinds wanneer
is de wachttoren belangrijker dan de bijbel zelf?
Wat me verder de
laatste tijd opvalt is dat de nadruk erg veel ligt op het prediken. We worden
geacht om de uren die we in de velddienst werken te rapporteren, evenals de lectuur
die we verspreiden en de nabezoeken die we brengen. We schrijven op hoeveel
uren we langs deuren hebben gelopen, maar niet hoeveel gesprekken we hebben
gehad. Laatst zei jij, A**, op een vergadering dat de prediking het
belangrijkste was. Ik dacht dat het liefhebben van Jehovah het belangrijkste
was, het hebben van een goede verhouding met Hem. De verkondiging van het goede
nieuws is maar een onderdeel van onze dienst. Liefde is altijd belangrijker. Ik
begrijp wel dat jij je velddienst ziet als het betonen van liefde voor de
mensen in de wereld, maar besef je wel dat je veel meer tijd besteed aan die
mensen in de wereld, aan de velddienst dus, dan aan je broeders en zusters? Ik
hoor ook jou wel eens zeggen dat je in de velddienst moet omdat je anders je
uren niet haalt. Heeft dat soort van dienst werkelijk waarde in Jehovah’s ogen?
In de Bijbel
staat dat ware volgelingen van Jezus te herkennen zijn aan hun liefde onder
elkaar (Joh 13:35). Toch erkennen de meeste br’s en zr’s in onze gemeente dat
er hier te weinig liefde is.
Op het congres
werd erg de nadruk gelegd op gehoorzaamheid aan de ‘getrouwe en beleidvolle
slaaf’. Sterker nog, er werd gezegd dat
wanneer wij ongehoorzaam zijn aan de ‘slaaf’, dan zijn we ongehoorzaam
aan Jehovah! Ik wil niet ongehoorzaam zijn aan Jehovah, maar het is me niet
ontgaan dat datgene wat het genootschap van me vraagt heel anders is dan wat
Jehovah zelf van ons verlangt (zie datgene wat ik hierboven schreef). Je weet dat
ik niet goed met autoriteit overweg kan. Ik besloot dus te onderzoeken of de
‘slaaf’-klasse het recht heeft op mijn gehoorzaamheid. Indien zij werkelijk
door Jehovah zijn aangesteld als de ‘getrouwe en beleidvolle slaaf’ dan hebben
zij dat recht. Dus zocht ik in de lectuur hoe wij kunnen weten dat zij zijn
aangesteld en wanneer. In de wachttoren van 1-12-92 blz 13 wordt gezegd dat Jehovah tot zijn
tempel kwam, vergezeld door Jezus en dat toen zij toen de ‘slaafklasse’ getrouw
bevonden en aanstelden over al Jezus’ bezittingen. Wanneer vond dit plaats? De
wachttoren zegt:”Volgens deugdelijk bewijsmateriaal dat beschikbaar is, in
1918.”
Natuurlijk wilde
ik ook graag dit ‘deugdelijk bewijsmateriaal’ beschouwen. Het artikel verwees
dmv een voetnoot naar de wachttoren van 15 juni 1987, blz. 14-20. Dit
artikel zegt op blz. 14 par 20 het volgende: “Plotseling kwam Jehovah als „de
ware Heer” tot zijn geestelijke tempel. Wanneer was dat? De vervulling in de
eerste eeuw heeft hiervoor model gestaan. Destijds kwam Jezus drie en een half
jaar nadat hij bij de Jordaan tot Koning was gezalfd, tot de tempel en reinigde
deze. In overeenstemming met dit model lijkt het redelijk te verwachten dat,
aangezien Jezus in de herfst van 1914 als Koning op de troon geplaatst werd, hij
drie en een half jaar later „de ware Heer” Jehovah naar de geestelijke tempel
zou vergezellen.”
Alle
bewijsmateriaal is dus het parallel laten lopen van een tijdsperiode uit de
eerste eeuw met die na 1914. Niet veel bewijs in mijn ogen, niet genoeg om loyale
gehoorzaamheid te eisen in ieder geval. Wisten de broeders in 1918/1919 zelf
dat ze die aanstelling hadden gekregen?
Je vraagt je
misschien af waarom ik me er druk om maak. Nou, indien de ‘slaaf’-klasse, het
genootschap en ook jullie als ouderlingen je allemaal zo gedroegen als Jezus,
liefdevol, barmhartig en vol mededogen dan was het ook niet moeilijk om
gehoorzaam aan jullie te zijn.
Maar ik ervaar
het als een last. Jullie zijn niet als Jezus. Wanneer gehoorzaamheid wordt
afgedwongen door een beroep te doen op iemands plichtsbesef, schuldgevoel of de
dreiging om misschien afgekeurd te worden heeft dit dan waarde voor Jehovah?
Hij wil toch dat we Hem uit liefde dienen?
Er wordt ook
veel nadruk gelegd op het verschil tussen de ‘gezalfden’ en de andere schapen
(of grote schare). Nogmaals een uitspraak van het congres: “Jehovah heeft deze
slaafklasse, gezalfden, aangesteld en niet de grote schare. Leden van de grote
schare moeten zich dus niet voorrechten
toe-eigenen die aan de gezalfden zijn gegeven.” (als je deze zin niet hebt
gehoord, moet je je broer maar vragen waarom hij hem heeft weggelaten. J heeft
het in H’veen niet gehoord, ik heb het op twee congressen wél gehoord).
Jarenlang heb ik
geprobeerd te worden wat jullie wilden dat ik was. Vooral de laatste paar jaar
leidde dit steeds meer tot frustraties. Wat jullie willen is een zuster die
gehoorzaam en onderdanig is, die volgzaam is, die doet wat er van haar gevraagd
wordt, die niet te diep over dingen nadenkt omdat ze dan met vragen komt waar jullie
geen antwoord op hebben, die tevreden is met haar ‘rol’ van vrouw. Jullie
verlangen van mij dan ik me schik naar boekstudie regelingen waardoor ik een
boekstudie moest bezoeken waar ik geen onderwijs kreeg en geestelijk werd
‘afgebroken’. Je hebt geen idee hoe frustrerend en ontmoedigend dit was. Ik kon
geen kant op. Elke klacht van onze kant wordt door jullie als kritiek opgevat. Als
we niet wilden meewerken werden we opstandig genoemd. Nooit was het goed,
tenzij ik me zo gedraag als jullie het willen. Ik heb elf jaar geprobeerd op
jullie manier een band met Jehovah te krijgen en steeds lukte het niet. Het
leek net of het genootschap en jullie, broeders, er tussen stonden. Nu voel ik
me veel dichter bij God. Maar toen ik je hierover in ons telefoongesprek vertelde,
bleek uit je reactie dat je dacht dat ik me het min of meer inbeeldde. Ik moest
toen hartelijk lachen, het was eigenlijk heel grappig. Je had eerder in het
gesprek gesproken over gezalfden die het zeker weten dat ze een hemelse hoop
hebben. Hoe weet je dat zij zich dat niet inbeelden dan?
Je beweert dat
ik in vergelijking met de leden van de getrouwe slaaf-klasse maar beperkt in
kennis ben . Zij zijn degenen die jarenlang gestudeerd hebben en het dus wel
beter weten. Ik beweer helemaal niet dat ik het beter weet. Ik kan het alleen
niet eens zijn met iets waar ik in de bijbel geen ondersteuning voor vind.
Overeenkomstig het beginsel dat wanneer je iets zoekt het ook wel zult vinden,
vind jij het er dus wel in. De mensen in verscheidene kerken geloven in een
drie-eenheid omdat ze daarvoor iets in de bijbel vinden dat hun zienswijze
ondersteunt.
Waar het nu in
essentie om draait is dat ik er niet anders over mag denken. Je zult zeggen dat
ik dat wel mag, dat niemand macht over mijn geloof heeft. Maar je betwist wel
mijn geloof en mijn motieven en de manier waarop ik de dingen bezie. Je zegt
min of meer dat als ik de dingen niet zo zie als dat de slaaf-klasse ze
onderricht ik door Jehovah zal worden afgekeurd.
Ik weet, je spreekt geen oordeel uit. In jouw visie
bestaat het gewoon niet dat iemand door Jehovah wordt goedgekeurd wanneer hij
niet gehoorzaam is aan de slaaf-klasse. Dat betekent dat redding alleen
mogelijk zou zijn door gehoorzaamheid aan die slaaf.
Misschien mag ik
je even herinneren aan enkele bijbelteksten: “Bovendien is er in niemand anders
redding, want er is onder de hemel geen andere naam die onder de mensen is
gegeven waardoor wij gered moeten worden.” (Hand. 4:12). “Jezus zei tot
hem: „Ik ben de weg en de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader dan
door bemiddeling van mij.” (Joh. 14:6).
“Want er is één God en één middelaar tussen God en mensen, een mens,
Christus Jezus, die zichzelf
gegeven heeft als een overeenkomstige losprijs voor allen.” (1 Tim. 2:5,6).
Jij hebt het
recht te geloven wat je wilt. Uiteindelijk zullen we allemaal voor onszelf
rekenschap moeten afleggen.
Ik herinner me
dat ik in de velddienst mensen aanraadde om in hun bijbel na te gaan of hun
religie deed en zei wat er in de bijbel stond. Ik heb eens gezegd dat ik ervan
overtuigd was dat onze religie de ware was, anders stond ik daar immers niet.
Maar als ik er ooit achter zou komen dat het niet zo zat zou ik er bij weg
gaan. Dat punt heb ik nu bereikt.
Reacties
Een reactie posten